
Exact 20 jaar geleden. Zo’n dag die je je herinnert als de dag van gisteren. Vandaag is zo’n dag. De dag dat mijn zwager is dood gegaan.
Het was vrijdagochtend, ik was vroeg vertrokken met de trein naar Hilversum. Daar had ik afgesproken met een collega om zaken door te spreken en gewoon gezellig samen te zijn.
Mijn echtgenoot #P belt mij. Dat doet hij anders nooit. Hij heeft maar een korte mededeling: “J. is voor de trein gaan staan. Ik weet verder niets. Kom je zo snel mogelijk naar huis?“
Ik wist niet goed wat te denken. Maar zeg tegen mijn collega dat ik zo snel mogelijk terug naar Eindhoven moet.
Op het station zoek ik de eerstvolgende trein naar Utrecht om daar over te stappen naar Eindhoven. Ik bel #P om te vertellen hoe laat ik ongeveer thuis kan zijn. En om te vragen of hij al meer weet. “Ik weet nog niets, maar ik denk dat J. dood is.”
J. is mijn zwager, de broer van #P. Nieuw in de familie weet ik nog niet hoe de familie in elkaar steekt en wat daar allemaal een rol speelt. Pas later hoor ik dat J. al vaker depressief was. Ik weet van niets.
In de trein komt de conducteur langs; ik kan mijn treinkaartje niet vinden. Ik zeg tegen de vriendelijke conducteur: “Sorry, ik ben wat in de war. Ik moet zo snel mogelijk naar Eindhoven, naar huis. Ik heb net een telefoontje gekregen dat mijn zwager voor de trein is gaan staan. Ik weet verder nog niks.“
De conducteur komt meteen in actie. “Laat het kaartje maar zitten hoor, ik ga kijken hoe u zo snel mogelijk kunt overstappen in Utrecht.” Terwijl de conducteur aan het bellen is, vind ik toch mijn treinkaartje.
“U moet in Utrecht bijna 25 minuten wachten, dat vind ik te lang. Ik heb een taxi geregeld. Hij staat klaar op het station en op onze kosten wordt u direct naar huis gebracht.“ Ik was onder de indruk. Pas toen begon ik te beseffen wat er gebeurd zou kunnen zijn.
De conducteur begeleidt mij naar de deur van de trein, en wijst mij de weg zo snel mogelijk naar de taxi. Ik bedank hem. Hij wenst mij veel sterkte.
Inmiddels heb ik #P weer aan de telefoon: “J. is voor de trein gaan staan, met de nieuwe hond in zijn armen. Ze zijn allebei dood.“ Ik weet niet goed wat ik moet zeggen. Want wat kan ik zeggen?
In de taxi heb ik tijd om na te denken, en nog maar een keer te bellen met #P. “Jij gaat nou geen gekke dingen doen, hè?“ vraag ik hem. “Nee natuurlijk niet.“ Ik ben er helemaal niet gerust op.
Eenmaal thuis is #P niet echt emotioneel, hij heeft (nog) geen traan gelaten. “We moeten zo snel mogelijk naar Grubbenvorst“ zegt #P. “Daar is het gebeurd, de hele familie is er.”
Volgens mij heb ik ons met de auto van Eindhoven naar Limburg gereden, precies weet ik dat eigenlijk niet meer. De dagen erna gingen snel voorbij, ik weet nog flarden.
Zoals dat een van J.’s twee nog jonge kinderen vroeg of ze nu een nieuwe puppy zouden krijgen. Want, dat hadden ze toch gezegd bij de fokker, als hij dood zou gaan zouden ze een nieuwe krijgen?
Of de herinnering aan meneer pastoor, die zo vreselijk chagrijnig keek bij het begin van de kerkdienst. Gewoon omdat het hele fanfare orkest luid trommelend met de kist de kerk in kwam lopen. Alles in de kerk trilde mee met de trommelslagen, het was zwaar indrukwekkend.
Vandaag is het 20 jaar geleden. Vandaag stonden we samen bij het graf in Grubbenvorst. Wat gaat de tijd toch snel. Sommige dingen, die vergeet je nooit meer. En toch… het is goed zo. #P heeft er vrede mee.
#myview #herinneren #herdenken #dood #rouw #rouwen #graf
Dit bericht verscheen eerder op FaceBook:
Reacties